06 – 40 96 19 31 info@bachkoorbwv.nl

BUXTEHUDE, Ditrich

Toelichting over de componist. Bron: Wikepedia

 

Dieterich Buxtehude was de zoon van de organist Hans Jensen Buxtehude (Buxtehude is de naam van een stadje ten westen van Hamburg). Zijn jeugd bracht Buxtehude vanaf 1641 door in het toenmalige Deense Helsingborg en in Helsingør. Hij doorliep daar (vermoedelijk) de Latijnse school.

Zijn leraren zijn niet bekend. Aannemelijk is dat zijn vader de grondslag voor zijn ontwikkeling als beroepsmusicus heeft gelegd. Er zijn geen bewijzen voor aannames dat Johan Lorentz, Franz Tunder of de Hamburgse organist Heinrich Scheidemann leraar van Buxtehude is geweest. Johan Adamszoon Reincken – afkomstig uit Deventer (en leerling van Scheidemann) – en Buxtehude waren ten minste sinds 1674 nauw bevriend met elkaar.

Een gezamenlijke studietijd (ca. 20 jaren eerder) bij Scheidemann in Hamburg wordt door enkele onderzoekers aangenomen op basis van enkele muzikaal-stilistische overeenkomsten in composities van beiden. Maar de aanwijzingen zijn gering in aantal, en ook Franz Tunder, Matthias Weckmann en Johan Lorentz worden in de literatuur voorgesteld als mogelijke leraren.[bron?] Geen van deze hypotheses kan worden ondersteund met biografische documenten.

Als organist werkte Buxtehude van 1657 tot 1658 in Helsingborg, van 1660 tot 1668 in de Marienkirche van de Duitse kerkgemeente van Helsingør en vanaf 1668, als opvolger van Franz Tunder, in Lübeck aan de Marienkirche. Buxtehude trouwde met diens dochter Anna Margareta – zo werd hij postuum Tunders schoonzoon. Gedurende bijna veertig jaar stond hij aan het hoofd van het muziekleven in de voormalige ‘hoofdstad’ van de Hanze (die officieel ontbonden werd in 1669). Naast zijn hoofdtaak als organist van de Marienkirche, had Buxtehude een verplichte neventaak als ‘kerkschrijver’, boekhouder, en ontving een salaris voor zowel geleverde muzikale als boekhoudkundige prestaties.

In 1673 begon hij met het schrijven van composities voor zogeheten Abendmusiken. Dit waren concerten die ten tijde van de Advent door Buxtehude werden georganiseerd ten behoeve van de rijke koopmanselite van de stad en waarvoor hij speciaal composities van oratoriumachtige signatuur schreef. Ook door virtuoze improvisaties op het grote orgel van de Marienkirche maakten deze concerten hem tot ver buiten Lübeck beroemd.

Het model van deze Abendmusiken – waarmee Buxtehudes schoonvader Tunder ooit was begonnen – was ontleend aan soortgelijke initiatieven in de Oude Kerk van Amsterdam, die onder leiding van de organist ter plekke tevens stadsmusicus, Jan Pieterszoon Sweelinck, plaatsvonden ten behoeve van de Amsterdamse burgerij. Duitse kooplieden namen eigen ervaringen met deze openbare concerten – waardoor de Oude Kerk de facto als eerste burger-concertzaal ten noorden van de Alpen geldt – mee naar de eigen woonsituatie.

Buxtehude schiep een omvangrijk oeuvre. Een substantieel deel ervan bleef bewaard. Zijn wereldlijk werk bestaat uit triosonates en klavecimbelwerken. Op het gebied van de geestelijke muziek schiep hij vele orgelwerken, zij het dat verschillende daarvan waarschijnlijk niet per se voor kerkdiensten bedoeld waren, maar voor studiedoeleinden. Bewijzen voor het gebruik van de (vermeende) orgelmuziek in concerten en kerkdiensten ontbreken. Repertoirespel (in de moderne zin) zou ook in strijd zijn met de praktijk in Noord-Duitsland in de tijd van Buxtehude, waar alleen complexe, contrapuntische improvisatie in de bronnen aangetoond is (onder meer in Andreas Werckmeisters geschriften).

Het vocale werk maakt het grootste deel van Buxtehudes overgeleverde composities uit. De omvangrijkste werken die hij schreef, waren oratoriumachtige composities voor de Abendmusiken in Lübeck – niet één werk hiervan bleef bewaard – waarmee de geschiedenis van de geestelijke concerten in Duitsland begint en cantates, die naar toenmalig gebruik vooral voor kerkdiensten bedoeld waren. Het overgrote deel van Buxtehudes cantates die zijn overgeleverd, bevindt zich in een Zweeds archief (Uppsala): het betreft composities die in opdracht voor het koninklijk hof in Stockholm en voor de Duitse kerk in dezelfde plaats zijn geschreven. Van de cantates die hij voor Lübeck componeerde, is maar een zeer beperkt deel bewaard gebleven. Opvallend is wel dat Buxtehude zich voor zijn cantates baseerde op vroom dichtwerk – voortvloeiend uit het Piëtisme – dan op bijbelteksten. Buxtehude deed moeite om de inhoud van de tekst op een persoonlijke wijze levendig en expressief weer te geven. Het is deze kwaliteit van Buxtehudes muziek – die ook in het kerklied-gebonden deel van zijn orgelcomposities valt op te merken – die hem niet alleen grote roem brachten, maar ook grote aantrekkingskracht op jongere tijdgenoten-musici uitoefende, waaronder de jonge Johann Sebastian Bach.